Blijf op de hoogte!

Naar buiten met de stadsecoloog: het groot dikkopje

Groots van naam maar klein van stuk: het groot dikkopje

In Utrecht leven ongeveer 25 soorten dagvlinders. Iedereen kent de citroenvlinder wel, of het koolwitje en de dagpauwoog. Maar heb je ooit van het groot dikkopje gehoord?

Hoewel zijn naam anders doet vermoeden, is het groot dikkopje een van de kleinste dagvlinders in Utrecht. Met zijn oranje-bruin gekleurde vleugels gespreid is het beestje niet groter dan 3 centimeter. Dikkopjes zijn een familie van dagvlinders waarvan in Nederland zeven soorten voorkomen. Het zijn allemaal kleine dagvlinders die wel wat weg hebben van motten of nachtvlinders. Ze zijn daar echter van te onderscheiden door hun knopvormige verdikking aan het uiteinde van de voelsprieten.

Het groot dikkopje is een echte graslandvlinder. Hij leeft in Utrecht vooral in ruigere graslanden, vaak met struiken of langs bosranden. De vlinders drinken daar graag nectar op bramen, distels en knoopkruid. Eitjes worden afgezet op diverse soorten grassen, de rupsen leven van de blaadjes. Na de winter verpoppen de rupsen zich, waarna vanaf eind mei de vlinders weer te zien zijn.

De soort leeft van algemeen voorkomende planten, maar toch is het groot dikkopje best zeldzaam in Utrecht. De meeste waarnemingen komen van de oostrand van de stad: Lunetten, Maarschalkerweerd, Amelisweerd, Griftpark, het Noorderpark-Ruigenhoek en de forten zijn kansrijke locaties om de soort te zien. Dat heeft te maken met de voorkeur van deze vlinder voor de zandgronden; op klei en laagveen komt de soort veel minder voor. Alleen langs de oostrand van de stad komt veel zandgrond voor, elders bestaat de bodem van nature vooral uit rivierklei. Het verspreidingskaartje laat dat goed zien.

En wist je al dat de oostrand van de stad dé beste plek is om de soort tegen te kunnen komen in Utrecht?!

We verwachten echter dat dit beeld kan veranderen, omdat we steeds meer zand in de stad hebben. Om huizen te kunnen bouwen, wordt vaak eerst een dik pak zand opgebracht. Leidsche Rijn is er groot mee geworden. Wellicht gaat de soort zich dus uitbreiden. Ben jij de eerste die het groot dikkopje gaat zien ten westen van de A2? We geven je de volgende tips om het groot dikkopje zelf te ontdekken:

  • De meeste groot dikkopjes vliegen van eind mei tot half juli. Zoek in deze periode op warme, zonnige dagen in bloemrijke hooilanden, ruige (braakliggende) terreinen en andere locaties met veel natuur en ecologisch beheer.
  • Let goed op bij bloeiende bramen, distels, knoopkruid, koninginnenkruid, grote kattenstaart, jakobskruiskruid, wikke en rolklaver. In tuinen zijn lavendel en vlinderstruik geliefde nectarplanten.
  • Het groot dikkopje vliegt snel en zit vaak met z’n vleugels half geopend; zoek vooral op de overgangen van bloemrijk gras naar struiken en hogere vegetatie.
  • De soort lijkt in de snelheid door zijn kleur een beetje op kleine vuurvlinder en hooibeestje. Eenmaal zittend is het met die soorten echter niet te verwarren. Wel met een ander dikkopje: het zwartsprietdikkopje. Die is in Utrecht echter veel zeldzamer en tegenwoordig nog alleen bekend van de Gagelpolder – Noorderpark. Het zwartsprietdikkopje heeft geen lichte vlekjes op de vleugels. Maak voor de zekerheid een foto en voer uiteraard je waarneming in op waarneming.nl


Deze column is geschreven door stadsecoloog Floris Brekelmans, een van de stadsecologen bij de gemeente Utrecht.


Deel dit bericht :

Gerelateerde berichten